'Everyone is a genius, but if you judge a fish by it's ability to climb a tree, it will live it's whole life believing that it is stupid.' (A. Einstein)
Hoogbegaafdheid… meerbegaafdheid…. het klinkt voor iedereen anders…
Sommigen kijken bewonderend, verwachtingsvol.
Anderen huiveren en reageren allergisch.
En voor nieuwsgierige, sensitieve en emotionele mensen, snelle denkers die complexe zaken aankunnen, die gedreven zijn van aard, creatief, autonoom en intens levend, is het een (h)erkenning van hun diepste zijn.
Op diagnostisch gebied wordt er altijd een onderscheid gemaakt tussen meer- en hoogbegaafden. Met een IQ tussen 115 en 130 wordt een kind meerbegaafd genoemd, daarboven spreekt men van hoogbegaafd. Het betreft hier slechts 2,3% van de kinderen en zij scoren meer dan twee standaarddeviaties boven het gemiddelde. Het is echter soms lastig vast te stellen of een kind nu meer- of hoogbegaafd is, met name als uit een intelligentietest een score op meerbegaafd niveau wordt gehaald, maar de ontwikkeling wijst op die van een hoogbegaafd kind. Er zijn immers factoren die een meting van het IQ negatief kunnen beïnvloeden. Omdat daarenboven de gangbare IQ-tests in principe niet zijn ontworpen om hoogbegaafdheid op te sporen, is het erg belangrijk om een kind te laten testen door specialisten in deze materie.
Naast hoogbegaafden hebben ook meerbegaafden nood aan een specifieke aanpak en lesinhoud.
Meer- en hoogbegaafdheid wordt lang niet altijd (h)erkend en er bestaan veel misverstanden en vooroordelen over: heel vaak wordt alleen het IQ belicht, terwijl de zijnskenmerken zeker zo belangrijk zijn of vaak meer doorwegen. De belangrijkste vraag blijft: wat geeft deze kinderen vleugels?
Meer- en hoogbegaafde jongeren hebben nood aan een groeimindset om bij te leren en uitdagingen aan te gaan, aan aansluiting tussen de leerstof en hun sterkere talenten, het aanspreken van hun voorkeurstalenten om zowel de analytische en praktische intelligentie als het creatieve of out-of-the-box denken uit de dagen. Om onderpresteren te vermijden, om niet vast te lopen in moeilijkere leerstof, moeten ook de werk- en leerstrategieën aangepast en verfijnd worden. Ook socio-emotionele ondersteuning (i.c. faalangst, perfectionisme, relaties en ontmoeting) versterkt hun welzijn.
Soms verliezen enthousiaste kleuters en lagere schoolkinderen gaandeweg hun leerhonger. Leerlingen gaan dan onderpresteren.
'If you don’t make mistakes, you’re not working on hard enough problems… and that’s a big mistake.' (F. Wilczek)
Gemakkelijk leren, is zeker niet altijd een succesgarantie voor de toekomst. Soms verliezen kinderen met heel wat mogelijkheden, die vaak zeer enthousiast aan de kleuterschool begonnen, gaandeweg hun enthousiasme en leerhonger. Thuis zie je hen knappe dingen doen of vertellen, maar op school presteren ze niet volgens hun mogelijkheden. Dat zie je aan hun cijfers: de zesjescultuur steekt dan de kop op of soms zijn de resultaten goed, maar heeft het kind veel meer mogelijkheden dan deze die het rapport vermeldt, dan merk je het vaak ook niet meteen …
Er zijn heel wat leerlingen die tijdens de laatste jaren van de basisschool en de jaren in het secundair onderwijs het risico lopen te gaan onderpresteren of zelfs uit de boot dreigen te vallen.
Onderzoek van Carol Dweck toont aan dat de manier waarop ze denken over hun kwaliteiten hun gedrag bepaalt. Onderpresteren kan nefast zijn op langere termijn. Voorkomen is altijd beter dan genezen. Onderpresteren ombuigen is een moeilijk proces dat intensieve, gespecialiseerde begeleiding vraagt, maar aan de basis ligt van succesbeleving en je (weer) goed voelen in je (meerbegaafd) vel.